Wat zijn opties? ( bron euronext )
Vooraf
De inhoud van deze lesbrief is uitsluitend educatief van karakter. Voor advies dient u contact op te
nemen met uw bank of broker. Het is verstandig alvorens u in de praktijk aan de slag gaat eerst te
oefenen op papier en te overleggen met uw bank of broker.
U kunt na het bestuderen van deze lesbrief met eventuele vragen en opmerkingen terecht bij het
Euronext Informatiepunt Particulieren. Daar kan men uw vragen beantwoorden, uw opmerkingen
noteren en u brochures toesturen. Het Euronext Informatiepunt Particulieren kunt u bereikbaar op het
telefoonnummer +31 20 5505555 of per e-mail info@euronext.com.
Aan het eind van de lesbrief vindt u een aantal vragen waarmee u uw opgedane (of al bestaande)
kennis kunt toetsen.
Wij willen u graag helpen bij het vergroten van uw kennis over de beurs en haar producten!
Veel plezier bij het lezen en bestuderen van de lesbrief,
Euronext. liffe
Retail Services
Oktober 2005
Lesbrief Opties (2005) 2
Basisbegrippen
Een optie is een recht iets te kopen of verkopen. Door het kopen van een optie krijgt u dus het recht
iets te kopen of verkopen. Dat iets heet de onderliggende waarde van de optie. Die onderliggende
waarde kan zijn aandelen, valuta, et cetera. Een optie heeft dus altijd betrekking op iets anders, is
daarvan afgeleid. Vandaar dat men opties, net als bijvoorbeeld futures en warrants, derivaten of
afgeleide producten noemt. Op Euronext.liffe, de derivatenbeurs van Euronext, verhandelt men opties
op aandelen, indexen, renteproducten en valuta's, en termijncontracten op indexen.
Callopties en putopties
Er zijn twee optiesoorten te onderscheiden: callopties en putopties. Callopties zijn de opties die een
kooprecht geven; putopties geven een verkooprecht.
Gebruiksmogelijkheden
De optie is het meest veelzijdige beursverhandelde product. Dat is waarschijnlijk een belangrijke
verklaring voor de grote populariteit van opties. Beleggers kunnen opties gebruiken voor een groot
aantal verschillende doelen. Daarbij gebruikt men de optie zelfstandig of in combinatie met de
onderliggende waarde of een ander afgeleid product. Ook zijn er mogelijkheden waarbij men twee of
meer optieposities combineert. Later in deze lesbrief komt een aantal toepassingen van opties aan de
orde. Laten we vooruitlopend daarop alvast een lijstje maken met de meest gebruikte mogelijkheden
van opties. U kunt een optie onder andere gebruiken om:
· koerswinst te maken bij een stijging van de onderliggende waarde
· koerswinst te maken bij een daling van de onderliggende waarde
· onderliggende waarde te beschermen tegen de gevolgen van een koersdaling
· extra rendement te maken op onderliggende waarde die u bezit
· de aankoopprijs op termijn vast te leggen van de onderliggende waarde
· de aankoopprijs van de onderliggende waarde te verlagen
Standaardisatie
De op Euronext.liffe verhandelbare opties zijn gestandaardiseerd. Dat wil zeggen dat een aantal
belangrijke aspecten van het recht vooraf door de beurs is vastgelegd. Daardoor weet u als u een
optie koopt precies waar u aan toe bent. Zo zult u wanneer u het recht krijgt iets te mogen kopen of
verkopen willen weten wat u dan wel mag kopen en hoeveel ervan. De hoeveelheid onderliggende
waarde waarop een optie betrekking heeft, bepaalt de beurs. Zo hebben aandelenopties in de meeste
gevallen betrekking op 100 aandelen.
Natuurlijk wilt u ook weten tegen welke prijs u mag kopen of verkopen. Die prijs heet in de optietaal de
uitoefenprijs. Ook die stelt de beurs van tevoren vast. Als een aandeel € 60 noteert, dan zijn er call- en
putopties met bijvoorbeeld de uitoefenprijzen (€) 56, 58, 60, 62 en 64. Bij een verandering van de
koers van de onderliggende waarde zullen er nieuwe optieseries met andere uitoefenprijzen bijkomen.
Stel dat in dit geval het aandeel stijgt naar bijvoorbeeld € 65. Er zullen dan, naast de al bestaande
uitoefenprijzen, opties komen met uitoefenprijzen 66 en 68.
Dan wilt u in ieder geval ook nog weten hoelang het recht van kracht is. Ook de looptijd (zoals dat
heet in het optiejargon) heeft de beurs bepaald voor de introductie van de optie. Om te onthouden:
een optie loopt in principe af op de derde vrijdag van haar afloopmaand.
Ten slotte wilt u waarschijnlijk ook nog weten wat u voor het recht moet betalen. Dat is echter niet iets
waar de beurs iets over kan zeggen. De prijs van de optie komt tot stand op de beurs, net zoals de
koers van een aandeel. Op de prijsvorming van opties komen we nog terug.
Lesbrief Opties (2005) 3
Het standaardiseren van de optie geeft in de eerste plaats een stuk duidelijkheid. Iemand die op de
optiebeurs een optie koopt weet op dat moment precies:
· op hoeveel onderliggende waarde de optie betrekking heeft
· tegen welke prijs hij het recht kan uitoefenen
· gedurende welke periode de optie geldig is .
Dat op zich is al mooi, maar er is nog een voordeel: omdat het recht is gestandaardiseerd, een soort
pakketje is, kunt u het aan iemand doorverkopen. Daardoor kunt u als belegger uw optie op de
optiebeurs verkopen wat bij een niet-gestandaardiseerde optie heel wat moeilijker is .
De gestandaardiseerde optie is nog betrekkelijk nieuw. Voor het eerst vond standaardisatie plaats in
1973 op de Chicago Board Options Exchange, de eerste optiebeurs ter wereld. Daarbij moet u dan
bedenken dat er al optiehandel was in de Griekse Oudheid!
De standaardisatie betreft dus:
· de hoeveelheid onderliggende waarde
· de uitoefenprijs
· de looptijd
Wat kunt u als koper met een gekochte optie doen?
Hiervoor zagen we dat door de standaardisatie van de optie de koper zijn optie kan verkopen op de
optiebeurs. Dit verkopen is een van de dingen die een koper met zijn optie kan doen. Hij kan natuurlijk
ook zijn recht uitoefenen (de onderliggende waarde kopen bij een calloptie of verkopen bij een
putoptie) of de optie laten aflopen. In het laatste geval verliest hij dan wel de premie die hij voor de
optie betaalde. U zult u mogelijk afvragen wie er nu voor de laatste mogelijkheid kiest. Een voorbeeld:
u hebt een calloptie op aandelen met uitoefenprijs € 32. Zolang het aandeel op de beurs minder kost
dan € 32 heeft het geen zin deze optie uit te oefenen. Is op de expiratiedatum de koers van het
aandeel nog steeds lager dan € 32, dan zal de optie geen waarde meer hebben. U laat die optie dan
aflopen. U kunt het verlies van de gehele premie vaak voorkomen door tussentijds de optie te
verkopen tegen een lagere premie dan die u hebt betaald. Dit noemt men verlies nemen. Over het
uitoefenen van het recht moet u nog het volgende weten. Er zijn opties waarbij u gedurende de gehele
looptijd het recht kunt uitoefenen. Deze opties zijn, zoals dat heet, opties Amerikaanse stijl. De meeste
bij Euronext.liffe verhandelbare aandelenopties hebben de Amerikaanse stijl. (Voor de aandelenopties
bij Euronext Brussel en Euronext Amsterdam geldt, dat het allemaal opties Amerikaanse stijl zijn.)
Tegenover dit type optie staat de optie waarbij u uitsluitend het recht kunt uitoefenen aan het eind van
de looptijd (dus op expiratie). Die opties zijn opties Europese stijl. De verhandelbare indexopties zijn
een voorbeeld van dit type opties. Let wel: opties van beide stijlen kunt u gedurende de looptijd wel
doorverkopen. Het verschil zit dus in de mogelijkheid van uitoefenen.
Koper en schrijver
Tot nu spraken we alleen nog over de koper van de optie, de persoon die een recht heeft. Het zal
duidelijk zijn dat tegenover de koper iemand moet staan die een verplichting heeft. Als de koper van
een calloptie onderliggende waarde mag kopen, dan moet er ook iemand zijn die zich verplicht die
onderliggende waarde te leveren. Bij de putoptie zal er tegenover de koper die onderliggende waarde
mag verkopen iemand moeten staan die deze onderliggende waarde koopt. Die tegenpartij van de
koper noemt men de schrijver. Voor alle duidelijkheid: de koper van een optie krijgt een recht, de
schrijver gaat een verplichting aan. Zoals u zult hebben begrepen, betaalt de koper voor het verkrijgen
van het recht iets. Dit iets heet de optiepremie. Het bedrag dat de koper voor zijn optie betaalt
ontvangt de schrijver voor het aangaan van de verplichting. Om het allemaal wat makkelijker te maken
alle rechten en plichten in een schema:
Lesbrief Opties (2005) 4
calloptie putoptie
Koper Schrijver Koper Schrijver
kooprecht leverplicht verkooprecht koopplicht
betaalt premie ontvangt premie betaalt premie ontvangt premiU zult
U zult begrijpen dat de positie van de koper een geheel andere is dan die van de schrijver. Ook waar
het gaat om risico. De koper van een optie kan een maximumverlies lijden dat gelijk is aan de premie
die hij betaalde. Voor de schrijver ligt dit anders. Zijn verlies kan groot zijn. Daarom stelt de bank aan
de schrijver eisen; zij wil namelijk zekerheid dat de schrijver aan zijn verplichting zal kunnen voldoen.
Twee voorbeelden om het risico van de schrijver duidelijk te maken.
Een belegger schrijft een calloptie Remico met uitoefenprijs € 60. Als aandelen Remico op een
gegeven moment op € 70 staan en de koper van de optie zijn recht uitoefent, dan zal de schrijver de
aandelen voor € 60 moeten verkopen. Heeft hij de aandelen nog niet in bezit, dan zal hij deze op de
effectenbeurs moeten kopen voor € 70 en ze vervolgens moeten leveren aan de koper van de
calloptie voor € 60! Hij lijdt dan een verlies van (100 x € 70) -/- (100 x € 60) = € 1.000.
Een belegger die een putoptie schrijft, heeft de verplichting gedurende een bepaalde periode 100
aandelen af te nemen tegen de afgesproken prijs. De koper van de optie heeft immers een
verkooprecht. Als een aandeel € 80 waard is en de belegger heeft een putoptie met uitoefenprijs € 90
geschreven, dan zal hij deze aandelen tegen € 90 moeten kopen!
Schrijft een belegger een optie, dan moet hij als zekerheid een geldbedrag of aandelen storten bij zijn
bank. Dit bedrag of deze aandelen noemen we dekking of margin. Voor Nederland geldt dat tot
29 november 2004 Euronext een minimumbedrag aan margin voorschreef. Nu is de margin daar een
zaak tussen bank en cliënt. In België is Euronext nog wel de instelling die een minimumbedrag aan
margin vaststelt .
Een belegger die een calloptie heeft geschreven, kan deze optie gedekt of ongedekt schrijven. Als hij
de onderliggende waarde van de optie bezit, dan heeft hij de optie gedekt geschreven. Stel dat hij een
calloptie op aandelen Remico gedekt wil schrijven, dan zal hij dus ervoor moeten zorgen dat hij 100
aandelen Remico bezit. Heeft hij die niet, dan schrijft hij de optie ongedekt. Dit laatste is natuurlijk niet
zonder gevaar. Hij verplicht zich immers iets te leveren wat hij niet bezit!
Bij schrijven van een putoptie is het natuurlijk niet mogelijk de onderliggende waarde te deponeren bij
de bank. De schrijver van een putoptie heeft immers een aankoopplicht als de koper zijn optie
uitoefent. Een putoptie kunt u alleen ongedekt schrijven.
Prijsvorming van opties
We zagen hiervoor dat de koper van een optie een premie betaalt en dat de schrijver die premie krijgt.
Wie bepaalt nu hoe hoog die premie is? Daarvoor moeten we gaan kijken naar de wijze waarop de
prijs van een optie totstandkomt. Dit is misschien een wat lastig onderwerp, maar is het van belang te
weten. De prijs van een optie is afhankelijk van diverse factoren. Het eerste dat een rol speelt is de
zogenoemde intrinsieke waarde. Stel u hebt een calloptie Remico gekocht met de uitoefenprijs 25. U
mag dus 100 aandelen Remico kopen gedurende de looptijd van de optie tegen € 25 per stuk. Als nu
de koers van het aandeel op € 30 staat, dan kunt u de aandelen tegen € 25 kopen en tegen € 30
verkopen. U kunt zeggen dat uw optie dan € 30 minus € 25 waard moet zijn. Zou die minder waard
zijn, dan kocht u natuurlijk veel opties, oefende het recht uit en verkocht de aandelen tegen € 30. U
won dan steeds het verschil tussen de koerswinst en de betaalde optiepremie. Stel dat de optie maar
€ 3 zou kosten en u de aandelen met € 5 winst zou kunnen verkopen! Daarom zal de optie in ieder
geval het verschil tussen de koers van het aandeel min de uitoefenprijs kosten. Dit verschil noemt
men de intrinsieke waarde van de optie. In het hiervoor genoemde voorbeeld is de intrinsieke waarde
van de calloptie 25 dus € 30 - € 25 = € 5. Zou de koers van het aandeel stijgen naar € 32,50, dan is de
intrinsieke waarde van deze call € 32.50 - € 25 = € 7,50. Zou de koers van het aandeel dalen beneden
de uitoefenprijs, bijvoorbeeld naar € 23, dan is de intrinsieke waarde 0. De intrinsieke waarde van een
optie is nooit negatief.
Een putoptie heeft intrinsieke waarde als de uitoefenprijs van deze optie hoger is dan de beurskoers.
Dat is ook wel logisch. Het recht iets te mogen verkopen is natuurlijk meer waard als u tegen meer
mag verkopen dan het aandeel waard is. Stel dat u een putoptie Remico hebt gekocht met de
uitoefenprijs 20. Zolang het aandeel hoger noteert dan € 20 is het recht om tegen € 20 te mogen
verkopen niet erg interessant. Als nu de koers van het aandeel daalt naar € 14, dan ligt het natuurlijk
anders. U mag de aandelen nog steeds verkopen tegen € 20. Het recht zal dan een intrinsieke waarde
hebben van € 20 - € 14 = € 6. Overigens hoeft u zoals we al zagen niet per se het recht uit te oefenen ;
u kunt de optie ook doorverkopen en profiteren van de stijging van de optieprijs.
Even wat voorbeelden van de intrinsieke waarde bij call- en putopties:
Koers aandeel Intrinsieke waarde putoptie Intrinsieke waarde calloptie
met uitoefenprijs 30 met uitoefenprijs 30
28 2 0
30 0 0
32 0 2
Nu we toch bezig zijn noemen we ook maar een aantal moeilijke termen die men gebruikt om aan te
geven of een optie wel of geen intrinsieke waarde heeft. Zo kan een optie in-the-money zijn. Dat wil
zeggen dat die optie intrinsieke waarde heeft. Als de optie een uitoefenprijs heeft die ongeveer gelijk
is aan de beurskoers, dan is die optie at-the-money (of near-the-money). Heeft een optie geen
intrinsieke waarde, dan noemt men die optie out-of-the-money.
We nemen als voorbeeld een aandeel met een koers van € 40:
Uitoefenprijs calloptie Uitoefenprijs putoptie
In-the-money 34 46
At-the-money 40 40
Out-of-the-money 46 34
Gedurende de looptijd van een optie kan dit natuurlijk veranderen.
Met de intrinsieke waarde van een optie zijn we echter pas op de helft. Want er is nog een element
dat de koers van de optie bepaalt. Naast intrinsieke waarde heeft een optie namelijk ook zogenoemde
tijd- en verwachtingswaarde. Een calloptie Remico met uitoefenprijs € 54 heeft bij een koers van
Remico van € 60 een intrinsieke waarde van € 6. Stel dat de koers van deze optie op een gegeven
moment € 7,20 is, dan blijft er een bedrag over van € 1,20. Dat is de tijd- en verwachtingswaarde .
Wat bepaalt nu de tijd- en verwachtingswaarde van een optie? Een aantal zaken speelt daarbij een
rol. In de eerste plaats de (resterende) looptijd van de optie. Hoe langer de optie nog heeft te gaan,
des te meer kans dat de optie intrinsieke waarde krijgt of dat deze waarde nog toeneemt. Van twee
dezelfde opties met gelijke uitoefenprijs, maar met verschillende looptijden, zal de optie met de
langste looptijd meestal duurder zijn. Als een optie niet voortijdig uitoefenbaar is (optie met Europese
stijl), dan kan een langlopende optie goedkoper zijn dan een kortlopende optie met dezelfde
uitoefenprijs. Het zou te ver voeren dit hier verder te behandelen.
Lesbrief Opties (2005) 6
Naast de looptijd speelt ook de beweeglijkheid van de onderliggende waarde een belangrijke rol. In de
beurswereld spreekt met ook wel over de volatiliteit van de onderliggende waarde. De volatiliteit van
een aandeel is de mate waarin de koers van dat aandeel op en neer gaat. Is de koers van een
aandeel het hele jaar hetzelfde gebleven, dan is de volatiliteit nihil. Verandert een aandeel elke dag
sterk van koers, dan is de volatiliteit hoog. Bij een aandeel met een hoge volatiliteit hebben opties die
out-of-the-money zijn meer kans in-the-money te raken omdat de onderliggende waarde grotere
koerssprongen maakt. Hetzelfde geldt voor at-the-money opties. Opties op aandelen met een hoge
volatiliteit zijn om deze reden duurder dan opties met een lage volatiliteit. De duurste opties zijn de
at-the-money opties omdat daar de grootste onzekerheid bestaat of ze nu in- of out-of-the-money
zullen aflopen. Opties zijn duur als de tijd en verwachtingswaarde hoog is.
De rentestand is ook een factor die de koers van een optie beïnvloedt. Om dit uit te leggen maken we
even een uitstapje naar de partijen die deelnemen aan de handel. Naast particuliere beleggers doen
ook institutionele beleggers (pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen) mee aan de handel. Om
zeker te zijn van een tegenpartij is er nog een partij betrokken bij de handel: de market maker. De taak
van de market maker, of beter gezegd market makers, is ervoor te zorgen dat er altijd handel mogelijk
is. Zij doen dit door doorlopend prijzen af te geven waartegen zij willen kopen (biedprijzen) en willen
verkopen (laatprijzen). Nu kan het gebeuren dat veel beleggers callopties willen kopen. Als er te
weinig beleggers zijn die callopties willen schrijven, dan zal de market maker zelf callopties moeten
schrijven. Dit is hij immers verplicht omdat er beleggers willen kopen. De market maker heeft dan een
bepaalde hoeveelheid callopties geschreven. Om nu te zorgen dat hij deze positie gedekt houdt, zal
hij de aandelen moeten kopen en hiervoor zal hij meestal geleend geld gebruiken. Hoe hoger de
rente, hoe hoger de kosten van dit geleende geld en dus stijgt hierdoor de prijs van de optie.
Ook de dividenden van de onderliggende aandelen zijn van invloed op de prijs van de optie. Bij
dividenduitkering zal het aandeel in waarde dalen. De prijs van een calloptie zal dan ook dalen.
Aangezien de hoogte en het tijdstip van een dividenduitkering van tevoren bekend zijn, houdt men hier
al lang rekening mee. Een calloptie daalt dus niet in waarde als dividendbetaling plaatsvindt, maar
geleidelijk in de weken daarvoor.
De belangrijkste factoren die invloed hebben op de tijd- en verwachtingswaarde nog even op een rijtje:
· volatiliteit (=beweeglijkheid) van de onderliggende waarde
· resterende looptijd
· rentestand
· dividenden
Lesbrief Opties (2005) 7
Optiestrategieën
In het vorige hoofdstuk noemden we al een aantal toepassingen van opties. In dit deel van de lesbrief
bekijken wij deze en andere strategieën uitgebreid. Bij strategieën spreken we vaak van long of short
gaan. Long gaan is niets anders dan het kopen van een optie en short gaan is het schrijven ervan.
In de voorbeelden gebruiken wij het fictieve aandeel Remico. We houden geen rekening met de
kosten .
Call kopen (long call) om koerswinst te maken bij een stijging van de onderliggende waarde
De simpelste strategie om te profiteren van een koersstijging is kopen van een calloptie. Een
voorbeeld: Remico (REM) staat op € 13,95 en u koopt een call REM/jun/14 à € 1,10.
Vanaf (€ 14 + € 1,10 =) € 15,10 begint u dus winst te maken met deze strategie. De maximale winst is
oneindig, omdat het aandeel in principe tot in het oneindige kan stijgen.
Het mogelijke resultaat van deze aanschaf kunnen we als volgt in een grafiek zetten (dit is het
resultaat op expiratie en dus een grafiek van de intrinsieke waarde van de optie):
De horizontale as is de koers van het aandeel Remico en de verticale as het resultaat van de
transactie. De rode lijn laat het verband tussen de twee zien. Zo zal het maximale verlies op deze
transactie dus € 1,10 zijn, hoe ver de koers van het aandeel ook daalt. Bij € 15,10 begint de optie
winst op te leveren. Die kan in principe oneindig verder meestijgen met de koers van het aandeel.
Deze oneindige stijging geven we aan met een pijl. Op € 15,10 ligt het omslagpunt; bij deze prijs
maken we winst noch verlies.
Het is interessant deze strategie te vergelijken met een traditionele manier om koerswinst te behalen
bij het stijgen van de onderliggende waarde: kopen van aandelen.
We nemen als voorbeeld het aandeel Remico dat op 24 januari een koers kende van € 20,50. Omdat
we verwachtten dat de koers zou gaan stijgen en we van die stijging wilden profiteren kochten we 200
aandelen. Dit kostte ons € 4.100. Onze verwachting was juist want op 5 juli stond de koers op € 28,70 .
We namen winst en verkochten de aandelen. Dit leverde € 5.740 op. De behaalde winst is € 1.640 en
het rendement 40% .
Hadden we hetzelfde gedaan met opties, dan zag het plaatje er als volgt uit:
Aankoop 2 calls REM/SEP/20 à € 3,70 (Het gaat om 200 aandelen dus kopen we 2 calls.) Investering:
2 x 100 x 3,70 = € 740. Door de stijging van de koers van het aandeel Remico is de optieprijs ook
opgelopen en we verkopen de opties: verkopen 2 calls REM/SEP/20 à € 8,80 = 2 x 100 x 8,80 =
€ 1.760. De behaalde winst is nu € 1.020, het rendement 138%! Dit is de hefboomwerking van opties;
met een kleiner bedrag kan het rendement hoger zijn. De winst in euro's is weliswaar lager, maar in
procenten veel hoger. Hierbij moeten we wel het volgende voor ogen houden: als de koers van
Remico niet was gestegen voor september, dan zou de optie waardeloos zijn afgelopen. We hadden
dan het gehele geïnvesteerde bedrag verloren (als we tussentijds geen verlies hadden genomen!)
De twee transacties in een schema:
Aandelen Opties
Investering 4.100 740
Risico over 4.100 740
Max. winst Onbeperkt Onbeperkt
Winst 1.640 1.020
Rendement 40% 138%
Tijdsduur Onbeperkt Looptijd
Het rendement kan met opties dus veel hoger zijn dan bij aandelen. Het risico is ook groter omdat de
kans bestaat dat de optie aan het einde van de looptijd waardeloos afloopt.
Put kopen (long put) om koerswinst te maken bij een daling van de onderliggende waarde
Als u een daling van de onderliggende waarde verwacht, dan is een putoptie kopen een mogelijke
strategie. Zoals u weet ontstaat intrinsieke waarde bij een putoptie als de koers van het aandeel
beneden de uitoefenprijs komt. De intrinsieke waarde neemt toe naarmate de koers van het aandeel
verder daalt. We nemen weer het aandeel Remico en een putoptie REM/jun/14 van € 1,10.
Het maximale verlies is, zoals altijd bij een long (= gekochte) optiepositie, de betaalde premie. De
winst is bij een daling van de koers van het aandeel theoretisch gelimiteerd, want het aandeel kan
natuurlijk niet minder waard zijn dan 0.
Het behalen van koerswinst bij een daling is net zo gemakkelijk als het behalen van koerswinst bij een
stijging. Toch hebben mensen nogal eens moeite met deze (nieuwe) mogelijkheid. Eeuwenlang gold
dat een stijging van een aandeel winst betekende en een daling verlies. Met de komst van de putoptie
gaat die oude waarheid maar gedeeltelijke op. Voor iemand die een putoptie koopt is er een nieuwe
waarheid: de daling van het aandeel kan winst opleveren. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken.
De koers van het aandeel Remico staat op € 51. U hebt een putoptie Remico december/50 gekocht
met een premie van € 4 (Dit is dus tijd- en verwachtingswaarde.) Uw investering was dus 100 x € 4 =
€ 400.U hebt nu het recht 100 aandelen Remico te kunnen verkopen tot de afloopdatum in december
tegen € 50 per stuk. U hebt geen aandelen en u hebt de optie uitsluitend gekocht om te profiteren van
een hogere prijs en dan de optie te verkopen. Is het aandeel Remico in december bijvoorbeeld € 43
waard, dan is de optie geld waard. De optie heeft dan een intrinsieke waarde van: € 50 - € 43 = € 7 .
Er resteert nog tijd- en verwachtingswaarde. Stellen we die op € 0,90. De optie is dan op dat moment
€ 7,90 waard. Verkoopt u de optie dan maak u een winst van 100 x 7,90 minus uw investering van
€ 400 = € 300. Als de koers van het aandeel boven de € 50 eindigt, loopt uw optie waardeloos af en
bent u de investering kwijt.
winst
verlies Remico 1400 -12,90 = 1,10
Lesbrief Opties (2005) 9
Put kopen (long put) om onderliggende waarde te beschermen (verzekering)
U kunt een putoptie ook kopen om aandelen te beschermen tegen de gevolgen van een koersdaling.
Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Een belegger heeft aandelen in bezit en is bang voor een
tijdelijke koersdaling. Hij heeft goede verwachtingen over de aandelen in de toekomst en wil ze
daarom toch houden. Hij kan zich tegen deze tijdelijke daling verzekeren door het kopen van een
putoptie .
Gekocht 100 aandelen REM à € 14
Gekocht 1 put REM/jun/14 à € 1,10
Het maximale verlies in deze strategie is dus de aankoopprijs van de optie. Als de koers van het
aandeel onder de € 14 komt, dan zal de optie in waarde stijgen en dus het verlies op de aandelen
compenseren. De premie van deze optie gaat natuurlijk wel ten koste van de mogelijke winst op de
aandelen.
Het grote voordeel van deze strategie is dat de aandeelhouder zich kan beschermen tegen de
gevolgen van een daling van de aandelenkoers. Dit kan onder andere interessant zijn als de belegger
op vakantie gaat en zekerheid en rust wil hebben over zijn aandelenbezit. Een nadeel is dat de
betaalde premie verloren gaat als de koers van het aandeel niet daalt. Daar staat dan wel een
gezonde nachtrust tegenover.
Call schrijven (short call) om rendement te verhogen op aandelenbezit
Een belegger bezit 100 aandelen Remico en verwacht dat de aandelenkoers de komende tijd
nagenoeg gelijk zal blijven. Door schrijven van een calloptie probeert hij het rendement op zijn
aandelen te verhogen.
brief Opties (2005) 10
Het is mogelijk een calloptie te schrijven zonder dat u de aandelen bezit (ongedekt schrijven). Dit is
een zeer gevaarlijke bezigheid want de maximale winst is dan de verkregen premie van de calloptie.
Het mogelijke verlies is bij een ongedekte optie in principe oneindig. Er bestaat immers de verplichting
aandelen te leveren tegen een vooraf afgesproken prijs. Bezit u de aandelen niet, dan kan het dus
gebeuren dat u aandelen tegen een heel hoge prijs moet kopen. U moet die aandelen dan tegen een
veel lagere prijs leveren. In theorie is het verlies op deze strategie dus oneindig .
.
Put schrijven (short put) om aandelen goedkoper te kunnen kopen
Een belegger wil graag aandelen Remico kopen. De koers staat op € 23. Hij verwacht dat de koers
van het aandeel de komende tijd licht zal dalen en daarom wil hij geen € 23 voor de aandelen betalen.
Hij schrijft nu een put/22 vaarvoor hij een premie ontvangt van € 2,45. Als hij aan zijn verplichting moet
voldoen, dan koopt hij de aandelen tegen € 22 - € 2,45 = € 19,55. Dat vindt hij een goede prijs. Hij
loopt wel twee risico's. Het eerste is dat de koers van het aandeel boven de € 22 blijft. De koper van
de putoptie zal zijn recht dan niet uitoefenen en de schrijver krijgt geen aandelen. Het andere risico is
dat de koers van het aandeel verder daalt dan € 19,55. Dan lijdt hij (op papier) verlies. Had hij de
aandelen bij € 23 gekocht, dan was zijn verlies groter geweest. De ontvangen premie verlaagt zijn
verlies. Dit is een aantrekkelijke toepassing van schrijven van een putoptie. U wilt de aandelen
hebben, bezit het geld om ze te kopen en probeert de aankoopprijs te verlagen.
Er zijn ook beleggers die een putoptie schrijven omdat ze verwachten dat de koers van het aandeel de
komende tijd stabiel blijft of stijgt. Hebben zij gelijk, dan is de ontvangen premie de winst. Daalt de
koers, dan kan het verlies flink oplopen. In theorie is het verlies niet ongelimiteerd; als het aandeel een
waarde heeft gekregen van 0, dan kan de putoptie ook niet verder dalen in waarde. Een strategie met
nogal wat risico.
Lesbrief Opties (2005) 11
Combinaties van strategieën
Ook combinaties van deze strategieën zijn mogelijk. Deze strategieën zijn vaak getooid met prachtige
namen, zoals spread, straddle, strangle, butterfly of collar. We gaan er een paar bekijken.
Call spread
Een voorbeeld van het combineren van strategieën is de spread. Een spread heeft tot doel de
investering te beperken. Hierdoor is het mogelijke verlies ook kleiner. Een gevolg is dat de winst is
gemaximaliseerd. Een belegger zal voor deze combinatie kiezen als hij een geringe stijging verwacht.
Hij is daarom niet bereid het volledige bedrag van een calloptie te betalen.
Een call spread bestaat uit een gekochte call en een geschreven call met een hogere uitoefenprijs:
Kopen 1 call REM/jun/14 à € 1,10
Verkopen 1 call REM/jun/17 à € 0,35
Netto-investering € 0,75
Vanaf € 14,75 maakt u winst, maar die stabiliseert bij € 17. Het omslagpunt van deze strategie ligt
lager dan het omslagpunt van de long call. Dat was € 15,10 en hier ligt dit punt bij € 14,75.
De maximale winst is het verschil tussen de uitoefenprijzen minus de investering in de spread; in dit
voorbeeld komt die neer op € 2.25 (3 -/- 0,75).
Het maximale verlies is € 0,75; het omslagpunt ligt bij € 14,75 en de maximale winst bereikt u vanaf
het moment dat de koers van het aandeel Remico de € 17 bereikt. Deze strategie is dus optimaal als
u wat minder wilt investeren of als u een kleine stijging van de onderliggende waarde verwacht.
Lesbrief Opties (2005) 12
Put spread
Verwacht u een kleine daling, dan kunt u een putspread opzetten. Hierbij koopt u een putoptie en
schrijft u een putoptie met een lagere uitoefenprijs. De aankoopprijs is opnieuw lager dan bij een
enkele gekochte putoptie en de maximale winst staat vast.
Kopen 1 put REM/jun/14 à € 1,10
Verkopen 1 put REM/jun/11 à € 0,35
Netto-investering € 0,75
Het maximale verlies is € 0,75. Dit bereikt u bij een koers van het aandeel boven de € 14. De
maximale winst van € 2,25 realiseert u bij een koers van € 11 of lager.
Straddle en strangle
Een straddle bestaat uit het tegelijkertijd kopen of schrijven van een call en een put met dezelfde
uitoefenprijs en dezelfde afloopmaand.
Een strangle heeft grote overeenkomsten met de straddle. Het kenmerkende verschil is echter de
ongelijkheid in uitoefenprijzen.
Long straddle
Het kan zijn dat de belegger een grote koersbeweging in een fonds verwacht, maar niet weet welke
kant op. Daarom anticipeert hij op een flinke koersdaling of -stijging.
Stel dat de koers van Remico momenteel € 14 is en de belegger koopt twee verschillende opties: een
calloptie en een putoptie met dezelfde afloopmaand en uitoefenprijs:
Kopen 1 put REM/jun/14 à € 1,10
Kopen 1 call REM/jun/14 à € 1,10
Totale investering € 2,20
Er is dus sprake van een relatief grote investering. Met deze strategie kan hij profiteren van een daling
en van een stijging. Er moet echter wel sprake zijn van een flinke koersbeweging om de
aankoop te compenseren. Stijgt het aandeel in waarde, dan gaat de calloptie geld opleveren, maar
verliest de putoptie haar waarde. Dit verlies moet de call dus compenseren. Het omgekeerde kan
natuurlijk ook het geval zijn met een stijgende waarde van de putoptie. Deze stijging moet dan het
verlies op de calloptie compenseren. Het maximale verlies ontstaat bij het geheel gelijk blijven van de
koers; in dit geval dus een koers van € 14.
Long strangle
Een strangle is ook een methode om in te spelen op een verwachte sterke koersbeweging.
Kopen 1 put REM/jun/11 à € 0,35
Kopen 1 call REM/jun/17 à € 0,35
Totale investering € 0,70
Short straddle
De short straddle is een manier om in te spelen op een verwachte stabiele koers. Als iemand denkt
dat de koers van een aandeel voor enige tijd niet of heel weinig zal veranderen, dan kan hij een short
straddle opzetten:
Schrijven 1 put REM/jun/14 à € 1,10
Schrijven 1 call REM/jun/14 à € 1,10
Totale opbrengst € 2,20
De maximale winst is dus de premieopbrengst van de beide opties. Hiertegenover staat wel dat de
schrijver bij een koersdaling aan de koopverplichting en bij een koersstijging aan de verplichting tot
verkoop moet voldoen. Als de koers van het aandeel onder de € 11,80 daalt, dan lijdt de schrijver
verlies. Hij moet de aandelen dan tegen € 14 afnemen door de verplichting op de geschreven put. Er
is in totaal € 2,20 premie ontvangen, dus leidt deze verplichting in dat geval tot een verlies. De
maximale winst behaalt de schrijver bij een ongewijzigde koers van het onderliggende aandeel, dus bij
€ 14.
Lesbrief Opties (2005) 14
Short strangle
Tegenover een long strangle staat ook weer een mogelijke short-strategie: de short strangle. De visie
van de belegger is een stabiele koers van de onderliggende waarde. Doelstelling is om te profiteren
van het wegsmelten van de tijd- en verwachtingswaarde. Hierbij is de winst dus weer beperkt en de
verliezen onbeperkt, maar het risico is lager dan bij de geschreven straddle. Hiertegenover staat een
lagere ontvangen premie:
Schrijven 1 put REM/jun/11 à € 0,35
Schrijven 1 call REM/jun/17 à € 0,35
Ontvangen premie € 0,70
Dit was slechts een greep uit de vele combinaties die er bestaan met opties. Het zou echter te ver
voeren hier meer van deze strategieën te behandelen. Het is misschien wel handig te beseffen dat
veel van deze combinatiestrategieën tot doel hebben investeringen te verlagen of risico’s te
begrenzen.
Lesbrief Opties (2005) 15
|